Das

De das is het buitenbeetje onder de marters. Zijn zwart witte gezicht geeft hem iets van een pandabeer. Met zijn grote mollige lijf, korte staart en platvoeten lijkt hij ook maar weinig op de andere marters, die veel slanker en leniger zijn. Vroeger dacht men dat de das bij de beren hoorde.

Anders dan andere marters leven dassen samen in een zelf gegraven burcht. Ze kunnen, in tegenstelling tot de andere marters, ook heel goed graven. Dassenburchten worden goed onderhouden en steeds uitgebreid. De kamers worden ingericht met droog gras, hooi en varens. In een dassenfamilie, die meestal bestaat uit een stuk of vijf dassen, is steeds maar één vrouwtje dat zich mag voortplanten. De jongen worden in de burcht geboren en komen in mei voor het eerst naar buiten om te spelen.

Van alle marters is de das het minst een jager. Het is een echte scharrelaar, die verzot is op regenwormen en insectenlarven. Dassen zijn alleseters (omnivoor) met een dieet waarin vaak meer dan de helft uit plantaardige kost bestaat. Ze zien slecht maar hebben een fenomenaal reukorgaan. Ze verplaatsen zich door het landschap via duidelijk zichtbare wissels, vaste paden die met hun eigen geur zijn gemarkeerd.