Telefoon: 06 - 53 64 50 23 / info@marterstichting.nl
Tips voor natuurbeheerders

Tips voor natuurbeheerders

(Tekst en beeld overgenomen uit boek 'Bunzing, hermelijn en wezel'.)

Het gaat niet goed met bunzing, hermelijn en wezel. Om te voorkomen dat ze uit (grote) delen van ons land verdwijnen hebben ze onze hulp nodig. Het zijn dieren die snel kunnen reageren op eenvoudige maatregelen om het ze naar de zin te maken. Het kan niet genoeg benadrukt worden, ze zijn bijzonder nuttig: in gebieden met gezonde populaties kleine roofdieren is overlast van muizen en ratten een zeldzaamheid.

De verborgen en heimelijke levenswijze maakt het wel lastig om te weten of ergens bunzing, hermelijn of wezel voorkomt. Probeer je in hun levenswijze te verplaatsen. Als je een gebied op geschiktheid wilt beoordelen, moet je door de ogen van kleine roofdieren leren kijken. Wanneer voldoende dekking en voedsel aanwezig zijn, is de kans groot dat bunzing, hermelijn en/of wezel er voorkomen.

Bunzing hermelijn en wezel Edo van Uchelen Marterstichting 1 van 1

In een leefgebied van bunzing zijn wilgen gehakseld; het was veel beter geweest om de takken op een hoop achter te laten, zodat dekking aanwezig blijft.

Kleine roofdieren hebben veel behoefte aan dekking. In hun leefgebied moet het hele jaar opgaande vegetatie aanwezig zijn. De gebruikelijke manier van maaien en begrazen is ongunstig, omdat er te weinig vegetatie blijft overstaan. Maaien en begrazen kan veel terughoudender, daarvan profiteren ook hun prooidieren. Struiken en struweel kun je stimuleren, maar wel regelmatig (gefaseerd) afzetten, zodat de vegetatie dicht blijft en bosvorming wordt voorkomen. Met takken en maaisel maak je het beste hopen die graag door bunzing, hermelijn en wezel als slaapplek worden gebruikt. Deze hopen trekken bovendien knaagdieren (voedsel) aan. Maak er gewoonte van om geen materialen op te ruimen of te verwijderen; takken, hout, stobben, maaisel, stenen op hopen in het terrein achterlaten is het beste. Hoe meer rotzooi, hoe beter! Alles wat blijft liggen en verdroogt, vervalt, instort, vergaat of wegrot, is welkom. Ze zijn dol op alles wat wij rommelig, chaotisch, vervallen of verloederd vinden. Netheid komt niet voor in hun vocabulaire.

Marterstichting Edo van Uchelen bunzing hermelijn en wezel 5 van 5

Rommelige rand van een natuurterrein met braam, brandnetels en maaiselhoop, ideaal voor kleine roofdieren.

Natuur- en groenbeheerders die dit lezen zien de bui al hangen: het gaat een zooitje worden als ze kleine roofdieren moeten helpen. Bramen, brandnetels en uiteindelijk bos als je niets doet. Toch is er goed nieuws. Kleine roofdieren beseffen het niet, maar beheer blijft nodig want bos is niet hun beste habitat. Daar zijn minder prooidieren en meer predatoren aanwezig.

Beheer voor bunzing, hermelijn en wezel is kleinschalig en extensief. Minder doen en minder beheren helpt ze vooruit. Het scheelt al enorm als we de randzones in natuur- en landbouwgebied wat meer met rust laten. 

Kleine roofdieren hebben, net als andere zoogdieren, niets met voedselarme omstandigheden. Daar is minder voedsel en minder dekking. Ruige natuur met veel dekking waar niet of nauwelijks wordt gemaaid, begraasd of geplagd is ideaal. Gelukkig zijn die plekken er nog wel, anders waren ze allang uit Nederland verdwenen.

Marterstichting Edo van Uchelen bunzing hermelijn en wezel 1 van 5

Maatregelen voor kleine roofdieren zijn ook gunstig voor veel andere fauna, zoals de steenuil. Judith Schnog.

Het leuke is dat veel andere dieren profiteren van maatregelen voor kleine roofdieren. Omgekeerd kun je zeggen dat beheer voor steenuil, patrijs, egel, ringslang, kamsalamander en argusvlinder ook prima is voor bunzing, hermelijn en wezel. Het zijn allemaal soorten die thuishoren in extensief, kleinschalig landschap of in natuurgebieden die als zodanig worden beheerd.

Natuur- en groenbeheerders, agrariërs, gemeentes, wegbeheerders, hoveniers en tuinbezitters kunnen met eenvoudige maatregelen kleine roofdieren (en andere fauna) helpen.

Onderstaand 10 verbeterpunten, waar ook de andere fauna van profiteert:

1. Minder maaien en minder (intensief) begrazen, voor dekking en voedsel.

  • Laat hoge, overstaande vegetaties van grasland, ruigte, riet en kruiden zoveel mogelijk ongemoeid.
  • Maai of begraas nooit alles tegelijk en laat altijd flinke delen of stroken van de vegetatie in een terrein overstaan. Raster delen van het terrein uit die niet begraasd worden. Werk altijd gefaseerd.
  • Onderzoek en monitor de effecten van begrazing op de fauna.

2. Verbeter de kwaliteit van de ‘groene dooradering’, zodat dieren zich door het landschap kunnen verplaatsen.

  • Maai niet alles tegelijk en zorg dat een rand hoge vegetatie blijft staan. Wanner toch alles wordt gemaaid, laat dan een ril van maaisel liggen in de gemaaide rand.
  • Stimuleer struiken en struweel langs perceelranden, paden, greppels en sloten.
  • Plant nieuwe hagen op perceelranden en plant struiken onder bomenrijen. Hier lees je er meer over. 
  • Haal bomen weg, laat struiken staan (en niet omgekeerd). Laat het hout achter op hopen.
  • Zet struiken regelmatig af, zodat ze dicht blijven en dekking geven. Verwerk de takken in het struweel (als takkenril of takkenhoop).

Marterstichting Edo van Uchelen bunzing hermelijn en wezel 1 van 1Natuurvriendelijke oevers langs bijvoorbeeld kanalen zijn belangrijk voor kleine roofdieren. Grote stenen geven extra dekking.

3. Verbeter de kwaliteit van de ‘blauwe dooradering’, zodat dieren zich veilig langs oevers kunnen verplaatsen.

  • Maak meer natuurvriendelijke oevers.
  • Minder maaien en laat weelderige oevervegetatie met struiken langs oevers overstaan.
  • Leg nieuwe wateren aan met diervriendelijke oevers.
  • Maak loopbruggen over (brede) sloten.

4. Laat slootbagger, riet, maaisel, hooi, takken en hout achter op rillen, hopen of richels (in de randen van) het terrein. Het materiaal geeft dekking en trekt muizen (voedsel) aan.

5. Maak werk van geleidelijke bosranden (voor dekking en voedsel, zie figuur) en laat zoveel mogelijk hout achter in bos of bosrand. Laat bosranden niet begrazen, dan verdwijnt meestal het dichte struweel aan de rand. Plaats rasters 10 meter uit de rand, om opslag in de rand te stimuleren.

Marterstichting Edo van Uchelen bunzing hermelijn en wezel 1 van 2

Hier zie je hoe een strakke bosrand kan worden omgevormd naar een geleidelijke bosrand met veel dekking (Tekening: René Nauta).

Marterstichting Edo van Uchelen bunzing hermelijn en wezel 4 van 5

Begraasde bosrand, alle struiken én de ondergroei in het bos zijn verdwenen.

6. Leg brede ‘braakranden’ (of akkerranden) met kruiden aan langs perceelgrenzen, landschapselementen, randen, rasters, paden en greppels. De randen geven dekking, trekken muizen aan (voedsel) en zorgen ervoor dat de dieren zich veilig door het landschap kunnen verplaatsen. Beheer deze stroken extensief (nooit meer dan 50% maaien).

7. Rommelhoekjes bieden vaak schuilgelegenheid, ruim ze niet op. Laat houtstapels, stobben, oude schuurtjes, ruïnes, hooistalletjes etc. staan.

Marterstichting Edo van Uchelen bunzing hermelijn en wezel 2 van 5

Bunzing onder houtstapel, een geliefde schuilplaats in de winter.

8. Voorkom verkeersslachtoffers.

  • Leg faunabuizen aan op plekken met verkeersslachtoffers. Maak rasters ook geschikt als geleiding voor wezel en hermelijn (gebruik geen dassengaas maar fijnmazig gaas).
  • Lok geen dieren naar drukke wegen: bij voorkeur geen (nieuwe) natuur langs drukke wegen en geen ecologische verbindingszones in wegbermen van drukke doorgaande wegen.

9. Wijzig de manier van plaagdierbestrijding in Nederland.

  • Wees terughoudend bij de bestrijding van plaagdieren; vaak is bestrijding niet nodig en zijn er andere oplossingen (bijvoorbeeld voorkomen dat voer beschikbaar is voor knaagdieren, dekking wegnemen, predatoren bevorderen etc.).
  • Stop met het gebruik van gif voor ratten en muizen.
  • Vermijd het gebruik van mollenklemmen.
  • Voorkom bijvangsten bij de bestrijding van muskusratten.

Marterstichting Edo van Uchelen bunzing hermelijn en wezel 3 van 5

In Friesland proberen ze de mol uit te roeien. In enkele gebieden is dat, net als met de roofvogels, al bijna gelukt. Hier staat een klem op een plek waar er verdorie weer een mol opdook! 

10. Houd katten in ieder geval op eigen terrein, maar het liefst binnen en houd honden aan de lijn.